Doe’t ik troch de loft wer ris fleach, mei it mûske heech op ‘e rêch. Wist ik efkes net wat ik seach, dêr rûn in bear op Skiermûntseach. Het kan binnenkort wel eens einde verhaal zijn voor dit liedje van het kinderprogramma Bear Boeloe. Als het aan onze buren in Groningen ligt, pikken ze Schiermonnikoog in. Kijk, zo zijn wij Friezen nou totaal niet. Wij krijgen simpelweg een eiland aangeboden.
Eind maart las ik een nieuwsbericht over oud-wethouder Gerbrand Poster van Texel. Hij wil dat Texel voortaan bij Friesland hoort, in plaats van bij NoordHolland. “De provincie Noord-Holland besteedt veel meer aandacht aan Amsterdam en omgeving en het Gooi, maar is veel minder gericht op Texel. Wij zijn een beetje het stiefkindje van de provincie”, klonk zijn pleidooi.
Volgens Poster is het bovendien logischer wanneer alle Waddeneilanden bij een en dezelfde provincie horen. Maar tussen de regels door las ik ook zijn stiekeme hoop op meer geld. “Als we ons bij Friesland aansluiten dan krijgen we waarschijnlijk meer geld, status en aandacht”, gaf ‘ie toe.
Wat de reden ook is; wat mij betreft is Texel van harte welkom. Met uitzondering van het veranderen van de provinciegrens en het aanpassen van de uitspraak van ‘Tessel’ in ‘Teksel’ hoeft er volgens mij verder niet veel aangepast te worden. Ik lees echter dat veel eilanders bang zijn dat ze dan op Friese les moeten. Maar geloof me: de illusie dat onze Waddeneilanden zich Fries gaan voelen, laat staan het idee dat de eilanders Fries spreken, hebben we al lang laten varen. Dat is vloeken in de kerk, ontdekte ik al vroeg.
Toen ik een jaar of 18 was, heb ik heel even een scharrel op Terschelling gehad. Op een zaterdagavond stonden we met de vriendengroep in de kroeg en kwam het gesprek op Friesland. “Waarom pra-ten jullie hier eigenlijk geen Fries”, riep ik, “jullie zijn per slot van rekening van ons!” Oei. Het werd doodstil. Alsof ik als Duitser op 4 mei had geroepen dat Nederland ook ooit een beetje van Duitsland was geweest.
“Wij zijn van niemand”, sprak de kroegbaas in onvervalst Terschellings. Duidelijk. Op de eilanden moet je niet roepen dat ze Fries zijn. Dus mensen op Teksel, wees gerust. Jullie hoeven echt niet allemaal op taalles. Jullie hoeven geen pompeblêd in jullie nek te laten tatoeëren of de eerste 36 coupletten van het Fries volkslied te kennen. Jullie hoeven zelfs niet eens “Bûter, brea en griene tsiis” te kunnen zeggen. Jullie mogen gewoon jezelf blijven.
Er is slechts één klein verzoekje. We zitten nog met een beer in onze maag. Een beer die nu op Schiermonnikoog rondloopt, maar wanneer dat eiland binnenkort wordt ingepikt door die Groningers, dan moet ‘ie daar weg. Het kan niet zo zijn dat onze kinderen straks naar een kinderprogramma kijken waar aan het einde ‘Joa mienjong, het is wel weer goud. Moi!” wordt geroepen. Dus als jullie nou die beer willen opvangen, zijn wij tevreden. Dan veranderen we het liedje speciaal voor jullie. “Doe’t ik troch de loft wer ris fleach, mei it mûske heech op ‘e rêch. Wist ik efkes net wat ik seach. Op elk potsje past in deksel. Tenei rint dy bear op Teksel.”
Nynke van der Zee