DOKKUM – Het verhaal over het skûtsje ‘Ebenhaëzer’ van Dokkum krijgt nationale belangstelling. Woensdagmiddag kwam een cameraploeg van Omroep Max naar de historische binnenstad voor opnames. Een goede timing, want het schip is net helemaal gerestaureerd en in de oorspronkelijke witte kleur geverfd.
Nu het skûtsjesilen vanwege de coronamaatregelen niet doorgaat heeft Omroep Max een alternatief bedacht. De reizende reporters gaan vanwege het 75-jarig jubileum van de SKS op zoek naar bijzondere historische verhalen van het skûtsjesilen. Daarbij werd al snel gedacht aan het verhaal van het Dokkumer wedstrijdskûtsje. ,,Wij zijn blij met deze landelijke aandacht. Het is een vreemd jaar, maar juist daardoor krijgen wij nu deze kans om ons verhaal aan het grote publiek te vertellen’’, stelt bestuursvoorzitter Hylke Heidstra van het skûtsje.
Mooi voor de hele stad Dokkum
Sytse van der Werf, wiens vader op het skûtsje is geboren en getogen, noemt het eveneens bijzonder dat Omroep Max het verhaal van zijn familie nu vastlegt op camera. ,,Sinds de ontdekking in 2017 dat het wedstrijdskûtsje van Dokkum een echt Dokkumer skûtsje blijkt te zijn, hebben we al meerdere lezingen gegeven en ons verhaal vertelt. Dat de nationale tv-zender hier nu aandacht aan besteedt in het Max Skûtsje Journaal is geweldig, niet alleen voor ons, maar voor de hele stad Dokkum.’’
Dokkumer carillon speelt skûtsjelied
Het Max Skûtsje Journaal wordt van 18 tot en met 25 juli om 17.30 uur uitgezonden op NPO 1. De uitzending over het skûtsje Ebenhaëzer is te zien op donderdag 23 juli. In diezelfde week speelt het Dokkumer carillon het skûtsjelied. Dit lied is geschreven door troubadour Sytse van der Werf en gezongen in samenwerking met de Admiraliteitssjongers. In de Dream Project Studios in Ee is het lied opgenomen, met dank aan een bijdrage van het Dokkumer Stadsfonds. Vanaf volgende week wordt het skûtsjelied online gelanceerd en is de bijbehorende muziekclip te zien op social media. ,,Ze vroegen me een stukje te zingen op tv, dus wie weet wordt het een hit’’, lacht Sytse.