BUITENPOST – Veldbioloog met een specifieke voorliefde voor wilde bloemen, planten en mossen, dat kenmerkt Gertie Papenburg uit Buitenpost. De geboren Geldersman was in het werkzame deel van zijn bijzonder actieve leven leraar Nederlands aan het Lauwers College. Vanaf 30 december 2015 heeft hij zijn onderwijstaak neergelegd en heeft Papenburg het ‘drukker’ dan ooit. Centraal in dat geheel staat zijn passie en werkzaamheden voor wilde planten.
Lees verder onder de foto.
Gertie is secretaris van de Stichting Floristisch Onderzoek Nederland (FLORON) en voorzitter van de Fryske Feriening foar Fjildbiology (FFF). Dat hij in Buitenpost een bijzondere en gecombineerde tuin heeft met veel wilde planten is dan ook niet verwonderlijk. Een leven tussen, in en met planten is voor Papenburg zoals hij dat koestert. Hij geniet, kent en herkent de planten. Daarnaast is hij een bestuursen vergadertype, die van mening is dat je met overleg veel meer bereikt, dan met rechtszaken om een voorbeeld te noemen. Toch kan hij bij tijd en wijle, op momenten dat de natuur de verliezer dreigt te worden, halsstarrig zijn. Een roepende in de woestijn die strijdend ten onder wil gaan, maar nog vaker het gelijk aan zijn zijde weet en gelukkig voor de natuur ook krijgt.
Een eerste kennismaking, met de zoals achteraf bleek, zeer aimabele Papenburg, blijkt te bestaan uit een langdurig, maar vooral prettig gesprek. Gertie Papenburg beschikt over een enorme kennis, maar kan daarnaast ook luisteren en begrip tonen. Een man die het overlegt kiest en buiten zijn eigen comfortzone durft te kijken. Geen drammer, geen onheilsvoorspeller, maar toch blijft de boodschap dat we op moeten letten hoe we met de natuur om moeten gaan, duidelijk hangen. Dat we actief moeten zijn, dat we waakzaam moeten zijn. ‘Ik ben verknocht aan het landschap van de Noordelijke Friese Wouden. We wonen hier prachtig. Als we dit zo willen houden moeten we waakzaam zijn, investeren, maar vooral ook groter kijken. Met dat idee voor ogen wil ik dan ook mijn complimenten geven aan Staatsbosbeheer in deze regio. Zij doen fantastisch werk. Werkelijk indrukwekkend’. Een rondgang door de fraaie tuin betekent tevens de inleiding naar zijn huidige activiteiten. ‘Naast mijn onderwijswerk ben ik vele jaren actief geweest als vrijwilligerveldbioloog met specifieke aandacht voor planten. Na mijn pensioen heb ik me helemaal in de natuurbeschermingswereld gestort.’
562 planten op vierkante kilometer
Vaak worden natuurwaarden en nog meer natuurrijkdommen bepaald door vogels en reptielen. Planten zijn in de ogen van velen vaak meestal van ondergeschikt belang. Dat geldt zeker niet voor de Buitenposter. ‘Genieten van bloemen en planten. Het kan zo dichtbij’, aldus Gertie Papenburg als de koffie op tafel komt. De boekenkast in de woonkamer ademt wilde planten, heel veel en fraai geïllustreerde boeken over bloemen en planten. Terloops merkt hij op dat hij zijn boeken wil nalaten aan een specifiek gericht doel. Dat ze gebruikt worden, waarvoor ze zijn gedrukt. Dus meer dan zo nu en dan een plaatje bekijken, maar als almanak dienen voor de meer dan normaal geïnteresseerde leek.
Specialistische boeken die kennis bevatten. Met de FFF gaat hij jaarlijks meerdere keren actief bezig met inventariseren. Een zogenaamd kilometerblok wordt dan door meerdere mensen, vaak allemaal met hun eigen kennis op gebied van de flora en fauna geïnventariseerd. We gebruiken daarvoor het vierkantekilometerraster van de Topografische Atlas. Sinds 1990 zijn in het kilometerblok waarin ik zelf woon 562 plantensoorten waargenomen. Neem daarbij dat er slechts een keer de paardenbloem is genoteerd, in werkelijkheid zijn hier ook tientallen soorten van, dan kom je op meer dan 600 soorten. Een enorme rijkdom’, aldus de secretaris van Floron. Floron zet zich in voor onderzoek naar en bescherming van de Nederlandse wilde fora. De landelijke verenging, met het hoofdkantoor in Nijmegen coördineert en stimuleert vrijwilligers die landelijke telprojecten voor planten uitvoeren, geeft voorlichting en advies, voert ecologisch onderzoek uit ten behoeve van wetenschap, beheer en beleid en beschermt plantensoorten en hun leefgebieden.
Gertie Papenburg is een gedreven en ervaren plantenen tuinliefhebber. Een oprechte man, met kennis van zaken. Zijn fraaie tuin is inmiddels een mengeling van diverse planten. Een tuin die vorig jaar in de schaduw lag van het tragische overlijden van zijn echtgenote Gré, die meer de voorkeur gaf aan de reguliere, bij veel mensen bekende tuinsoorten. Hierdoor is een unieke tuin ontstaan. Deze tuin staat vol zeldzame cultuuren wilde planten. Veel planten hebben hun eigen verhaal. Eén plantje is bijvoorbeeld meegenomen uit het hoge noorden van Noorwegen, een andere plant is meegekomen uit het oosten van het middellandse zeegebied. Hoewel de tuin ‘wild’ oogt, vraagt hij niet alleen veel tijd, maar vooral ook geduld en passie. Dat Gertie Papenburg zover is doorgegaan met zijn passie, dankt hij mede aan de FFF, waarvan hij vanaf 2018 voor de tweede keer voorzitter is. De Fryske Feriening foar Fjildbiology is een vereniging met verschillende werkgroepen op het gebied van de veldbiologie. De missie is wezenlijk bij te dragen aan vergroting van veldbiologische kennis, met name om een zo goed mogelijke natuurbescherming mogelijk te maken. De FFF wil die maatschappelijke krachten ondersteunen die natuurbeleid in al zijn varianten bijsturen op grond van feitelijke veldbiologische informatie. Daarbij is ons uitgangspunt dat de natuur intrinsieke waarde heeft, en ook de basis is van het menselijk bestaan. De vereniging waar hij in het begin van de jaren dat hij Buitenpost woonde interesse in kreeg, omdat ze een wilde planten cursus organiseerden.
‘Wij mogen ons gelukkig prijzen met een gemeentebestuur dat wezenlijke aandacht heeft voor het openbaar groen. Veel Buitenposters genieten intens van de werkelijk prachtige vijverslinger door het dorp, met de duizenden orchideeën aan de zuidrand van het dorp langs de rondweg. Voor ecologische kenners is er veel meer te genieten dan alleen die orchideeën.
Er staan tal van andere zeldzame planten in die vijverbeemden, er vliegen vlinders en libellen, waaronder de Europees gezien extreem zeldzame Groene glazenmaker.’ Dat de gemeente Achtkarspelen gretig gebruik maakt van de kennis van de oud docent Nederlands van het Lauwers College is uiteraard logisch.
‘Mooi en bijzonder is het verhaal van de ‘Giele fakkels’. De Nederlandse flora kent twee soorten agrimonie. De Gewone agrimonie komt in ZuidNederland algemeen voor. Veel zeldzamer is de veel forsere (± 120 cm hoge) Welriekende agrimonie, die van oudsher nu juist in NO-Fryslân voorkomt en ook een officiële Friese naam heeft: Giele fakkel. De soort is voor Nederland voor het eerst vastgesteld bij Oudwoude in 1841. NO-Fryslân is een van de bolwerken van deze soort. Al kan ik beter zeggen: wás een van de bolwerken, want het is de soort slecht vergaan in onze streken.’
‘Van na 1950 waren groeiplaatsen bekend in elzensingels rond Twijzel, de Koaten en in de Zwagermieden, en op een tweetal plaatsen in het talud van de Stroobosser Trekweg: bij Westergeest en bij Lytsewâld (Augsbuurt). Eind jaren 70 waren alleen de laatstgenoemde groeiplaatsen over. Bij Westergeest toen (en nog altijd) een rijke populatie, bij Augsbuurt toen nog een rijke, maar inmiddels een moeizaam standhoudende populatie. De Zwagermiedenpopulatie is in de jaren ‘70 door vergraving ten onder gegaan. Schoolmeester Hille Veenstra (Kollumerzwaag) heeft destijds planten gered. Toen de erfgenamen in 1992 het huis van Veenstra verkochten, is die populatie overgeheveld. Een deel is teruggeplaatst naar een laantje in de buurt van hun herkomst in de Zwagermieden, dat inmiddels in bezit van Staatsbosbeheer is. Een ander deel is naar een sloottalud langs mijn tuin in Buitenpost verhuisd. Omdat wij als natuurbeschermers zuinig zijn op zulke laatste populaties, proberen we ze ook te bewaren. Zo beheert Staatsbosbeheer aan de Wedze bij Twijzel een uit zaad opgekweekt bestand afkomstig van de Westergeestpopulatie.’
‘In 2011 werd de oostelijke rondweg rond Buitenpost aangelegd, van Lutkepost tot de Stroobosser Trekweg bij De Laatste Stuiver. Bij de ‘aanhechting’ van de rondweg op de Stroobosser Trekweg bij Lytsewâld werd toen trouwens nog een derde deel van die oorspronkelijke populatie Giele fakkel letterlijk weggewerkt in het talud van de bermsloot. In 2012 heb ik van mijn materiaal van de Zwagermiedenpopulatie een grote hoeveelheid zaad gewonnen. De zaden van de Giele fakkel zijn kleine klitjes. En die heb ik in de herfst uitgestrooid. Het resultaat is fantastisch, Er zijn honderden nieuwe planten opgekomen. Eind juni-begin juli is de hoofdbloei van de Giele fakkel. Ik zou zeggen: ga dat zien.’ Woorden die Papenburg vanuit het diepst van zijn hart spreekt. De natuur bewaken en delen zodat iedereen ervan kan genieten.